- Uitgebreide gebruiks- en geluidsfuncties.
- Bovenleidingbouwwagen met typische lading.
Model: Onderstel van spuitgietmetaal, motor, beide assen aangedreven. Digitale decoder voor DCC, mfx en conventioneel bedrijf. 3-puntsfrontsein en rode sluitseinen met onderhoudsvrije ledlampjes in conventioneel bedrijf, digitaal schakelbaar. Werkplatform handmatig draaibaar en op en neer beweegbaar. Gemonteerde details: Bovenlicht, antenne, hoorn, grootlicht en ladders. Stroomafnemer op het dak zonder elektrische functie. Imitaties van koppelingen zonder functie aan de uiteinden worden meegeleverd en kunnen naderhand worden gemonteerd. Bovenleidingbouwwagen beladen met kabeltrommels en stellages voor kabelgeleiding. Speciale trekstang voor aankoppelen van de bovenleidingbouwwagen aan de hoogwerker-motorwagen wordt meegeleverd. Totale lengte over de buffers 169 mm.
Prototype informatie: Hoogwerker-motorwagen serie TVT (latere serie 701) Met de voortschrijdende elektrificatie werden bij de jonge Bundesbahn de hoogwerker-motorwagens voor onderhoudswerkzaamheden in het geëlektrificeerde trajectnetwerk steeds belangrijker. In opdracht van en in nauwe samenwerking met het Bundesbahn-Zentralamt München ontwikkelde de Waggon- und Maschinenbau GmbH in Donauwörth (WMD) daarom vanaf 1954 de zogenoemde hoogwerker-motorwagen (TVT, ook VT 55 of VT 93 en vanaf 1968 701). Voor deze motorwagen werd in verregaande mate gebruikgemaakt van constructie-elementen van de tweemotorige railbus VT 98 . Elektrische aandrijving was geen optie, daarom koos men voor aandrijving met verbrandingsmotoren. Voor de machine-installatie van de eerste serie (701 001-010 en 024) volstonden nog twee Büssing-motoren (type U9A) met een vermogen van elk 95,5 kW. Bij alle volgende series kwamen de twee watergekoelde, onder de vloer ingebouwde motoren (Büssing type U10) met een vermogen van in totaal 300 pk (221 kW) overeen met de motoren van railbus VT 98 (798). Door een bijzondere toerentalregulateur kon met een constante 'kruipsnelheid' van 5 km/h worden gereden. De in een onderstel als van de VT98 ondergebrachte aandrijfinstallaties waren geconstrueerd voor een aanhanggewicht van 40 ton. Daarnaast konden met de motorwagen rangeerbewegingen met een maximaal aanhanggewicht van 200 ton worden uitgevoerd. Hiervoor werd het voertuig voorzien van normale trek- en bumperinstallaties in de gebruikelijke lichtgewichtconstructie. Tussen de twee machinistencabines bevond zich een werkplaatsruimte met een oppervlak van circa 26 m², waar men op het observatieplatform kon klimmen om de bovenleiding te inspecteren. Aanwezig waren verder een extra beveiligde uitgang naar het dak en op het dak een stroomafnemer voor aarding en controle. Midden op het dak bevond zich het in hoogte en zijwaarts verstelbare hef- en zwenkplatform met een oppervlak van bijna 6 m², dat 1 meter omhoog kon worden gebracht. Bovendien was daar een uitschuifbare ladder aanwezig, waarmee werkzaamheden tot op een hoogte van 15 meter konden worden uitgevoerd. Voor communicatie tussen de machinistencabine, de uitkijk en het hefplatform was een luidsprekerinstallatie ingebouwd. De wagens hadden bovendien persluchtschijfremmen, koelwaterverwarming en twee gescheiden 12 V-voedingsinstallaties. Tot 1974 kocht de DB in totaal 162 tweemotorige hoogwerker-motorwagens, die vanaf 1968 seriecode 701 hadden gekregen. Oorspronkelijk waren alle TVT's voorzien van purperrode lak (RAL 3004). Vanaf 1975 werden ze bij inspectiebeurten successievelijk overgespoten in het gebruikelijke goudgeel (RAL 1004) voor DB-dienstvoertuigen. Vanaf 2002 werden de voertuigen vanwege gebrek aan reserveonderdelen en hun hoge leeftijd versneld uit dienst genomen. Dit werd in 2013 afgerond, toen de laatste TVT uit dienst werd genomen. Veel 701's konden echter aan particuliere spoorwegondernemingen, zoals museumspoorlijnen, worden overgedaan en zijn ook vandaag nog af en toe in volle glorie te bewonderen.
Eenmalige MHI serie!